Opa Piet
Eigenlijk weet ik niet precies wanneer mijn opa Piet, vader van mijn moeder Sylvia ziek werd. Hij kreeg kanker en kreeg een buisje in zijn luchtwegen, een tracheostoma, waardoor hij opnieuw moest leren communiceren. Ik kan me niet meer herinneren hoe hij zijn eten kreeg. Ik denk haast vloeibaar, fijngemalen babyvoeding door een rietje of tube?
De echte naam van mijn opa was Theodorus Godfried Burer, geboren op 18 juni 1901 in Semarang in Nederlands-Indië. In 1917 werd hij ingeschreven als ambtenaar bij de Oost-Indische ambtenaren. In 1934 verloofde hij zich met mijn oma Geraldine Marie Erna (1913-1991) en trouwde op 10 februari 1934. Ze kregen een dochter, mijn moeder, en drie zonen. Hij had een broer die ook Theodorus heette, die getrouwd was met een jonger zusje van oma Ger. In 1949 zijn ze per boot naar Nederland gekomen. Ze hebben eerst in een pension gezeten in Den Haag, maar verhuisden na een tijdje naar Amsterdam.
Ze woonden in de Steven Vennecoolstraat 24h, in de Amsterdamse wijk Geuzenveld. Je moest in het portiek met de trap omhoog en dan moest je bellen bij de linkerdeur. Ik vond dat kleine spionnetje in de deur altijd heel intrigerend. Ik was te klein om erdoorheen te kunnen kijken. Later kwam er ook een kettinkje tussen de deur en het kozijn. Dan keek oma altijd even ertussen. Over de drempel kwam je dan meteen in een lange, donkere gang. Rechtdoor was de trap naar de kamer op de begane grond. Soms was die met een luik afgesloten. De kamer beneden noemde ik de tuinkamer, omdat je er in de tuin terechtkwam. Later heb ik in die tuinkamer een jaar vertoefd, toen ik na mijn mislukte studie ging leren en werken in Amsterdam. In mijn gedachten was het een grote tuin met bloeiende rozen, het terrein van mijn oma.
Als je links de gang inliep had je aan de linkerkant de deur naar de woonkamer, waar ook de eettafel stond, met zo’n dik tapijt erop en een asbak, die altijd vol was met peuken. Er was ook een deur naar het balkon, geloof ik. Er stond een kachel en er was iets van muziek, een platenspeler, denk ik? Oma zong graag een operaatje of twee mee. Er was ook vaker een kanariepietje in een kooitje. Die zong altijd vrolijk mee, maar kon ook solo gaan. Tot genoegen van oma. Aan de rechterkant van de gang was oma’s domein. Er stond een bed, wellicht nog eentje, want ik heb er geslapen met (snurkende) oma. Het belangrijkste vond ik dat ze daar de naaimachine had. Ik zie mezelf nog op de grond zitten, terwijl ik een bloes namaakte in bruin-witte blokjesstof. Met oma in de buurt kon ik alles! Oma verzamelde altijd stofjes, die ze op de markt kocht, en ik mocht er altijd wat van uitzoeken. Het is mij niet onbekend, deze verzamelwoede. Ik denk nog steeds aan die ritjes achterop de Solex bij oma naar de winkels en de markten.
Maar goed, het is het verhaal van de laatste dagen van mijn opa. Ik heb trouwens geen flauw idee waar hij dan sliep als ik er logeerde? Ik ga het nog navragen bij mijn tantes. Nog even verder met die gang. Aan het eind van de gang links kwam je weer in een slaapkamer terecht. Deze kamer had een deur naar het balkon. Op dat balkon heb ik eens doodsangsten uitgestaan toen ik met Oud en Nieuw een staaf Bengaals vuur had vastgehouden.
De gang ging naar rechts. De badkamer was aan je linkerkant. Het rook er altijd naar Pears soap. Soms had een van mijn ooms daar uren gedoucht en liep je door de mist. Weet niet meer of er rechts nog een kast was? De gang eindigde in de keuken. In gedachten was die wel piepklein. Met een fornuis rechts, het aanrecht rechtdoor en de deur naar een piepklein betonnen balkon links. Overal stond eten, er stonden potjes en pannetjes. Er was altijd wat te snoepen. Ook dit was het domein van oma.
Opa Piet was chemicus. Eerst in Buitenzorg (Nederlands-Indië) /Bogor (Indonesië) in de Plantentuin. In Nederland kon hij gelukkig ook aan de slag. Ik ben er een keer geweest. Omdat hij kleurenblind was, had hij een truc om achter een kleuruitslag te komen. Hij vroeg gewoon zijn collega dan om raad. “Wat denk je, collega?”, waren dan zijn gevleugelde woorden.
Opa was een kei in het oplossen van kruiswoordpuzzels, hij won weleens een prijsje. Ook de Toto werd plichtsgetrouw ingevuld. Hoe vaak ik die niet op de post heb moeten doen?
Ik heb twee brieven van mijn opa bewaard, waarin hij vertelt over zijn ziekte en lijdensweg. En dat het bijzonder was dat hij nog leefde. Hij zou drie jaar ‘gekregen’ hebben, maar het werden er al acht.
Hij was mijn enige opa; opa Coors ken ik alleen van de foto’s en verhalen. De vader van opa Piet heb ik ook nog gekend, opa Willem Burer. We waren beiden op 31 augustus jarig! Net als Koningin Wilhelmina trouwens; die was jonger dan opa Willem Burer!
De laatste dagen van opa Piet
Op 25 augustus 1973 schrijft opa Piet een brief aan zijn dochter Sylvia Coors-Burer:
A’dam, 25/8-‘73
Beste Sylvi
Bedankt voor je lange brief, en ik ga je ‘tzelfde aandoen. Intussen merk ik wel, dat je ‘t erg druk hebt en de handen vol met de jongens.
En ik wil vaak Mams sparen, want dikwijls moppert ze, dat ze niet even stil kan zitten.
Nou weet ik wel, dat zij ‘t vaak niet meent, begrijpelijk, als je in de zenuwen van mij zit.
O, Syl, je weet niet half, wat je ook beweert, hoe zwaar ik ‘t heb in de uren van 9 tot 10, 11 uur met klaar maken van de voeding
‘t Is geen kwestie van niet mekaar vertrouwen, maar ik weet, dat ze ‘t gewoon niet kan zonder ongelukken. Je moet ‘t ‘n tijdje leren, en ik weet ook niet hoe ik ‘t moet doen, ik heb de tijd niet, wanneer ik ‘t moet doen.
Ik wou, dat ze ‘t van een zuster v.W.Gasthuis kon leren.
Wat anders, leuk, dat Patries in Londen zit. Ik hoop dat ze zich daar vermaakt.
Niet alleen de jongens zijn gek op haar, ook ik vind ‘t altijd prettig, als ze hier zit, zo rustig, geen geblèr als van T. Toetie (niet vertellen).
Heb het nog altijd koud, soms weet ik niet, wat ik moet doen, vergeetachtig, oud, seniel.
Ja, wat wil je met zo’n ziekte.
Ik wou dat ik met Rob en Rina mee kon. Misschien, dat er nog een wonder komt van die Onbekende heilige Pater Savelberg van Sonja.
Ik zal maar uitscheien, je krijgt er wel genoeg van. Een volgende keer meer, Syl,
Onze hartelijke groeten, ook aan Charles en allemaal thuis, ook van mams,
Als altijd
Je liefste
Paps
Op 26 augustus 1973 was ik net thuis van bijna een maand vakantie in Engeland. Ik moest eerder thuiskomen, omdat er van alles nog geregeld moest worden voor mijn eerste studiejaar. Ik was bijna achttien, en eigenlijk wilde ik die zondag nog even naar opa en oma met de trein. Maar ik wilde naar televisie kijken en ik bleef thuis. Oma Ger belde die middag op om te zeggen dat opa in zijn eigen bloed gestikt was. We hebben gehuild! Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik had kunnen helpen als ik daar geweest zou zijn. Vanaf die dag heb ik nooit meer televisiekijken mijn leven laten bepalen.
Een paar dagen later wordt er een brief voor mijn moeder bezorgd met de post.
Het is de bovenstaande brief. Het adres staat er verkeerd op; in plaats van 21-73 staat er 23-50!
Dat was schrikken voor mam! Je vader is gestorven en je krijgt een brief na zijn dood. Bizar.
Opa is op donderdag 30 augustus begraven. Ik kan me een smalle looproute herinneren bij zijn graf. Ben er nooit meer geweest. Het graf is er al lang niet meer. Toch bijzonder dat ik nu deze brief vind, dertig jaar later, in de spulletjes van mijn moeder, die er ook al elf jaar niet meer is.
Patricia Coors
Swalmen, 31 januari 2023